Behandelingen
Aandoeningen van de heup
Er zijn heel veel afwijkingen van de heup die klachten kunnen geven. De belangrijkste hiervan is artrose, ook wel slijtage genoemd. Andere oorzaken van klachten van de heup zijn kopnecrose of aangeboren afwijkingen zoals een heupdysplasie. Bij artrose, wat het meeste voorkomt, is het gewricht ziek waardoor het kraakbeen, dat is de zachte glijlaag die het bot in het gewricht bedekt, steeds dunner wordt. Er bestaat helaas geen goede behandeling voor artrose. De klachten hiervan kunnen wel sterk worden verminderd bijvoorbeeld door pijnstilling (paracetamol, en daarna een zogenaamde NSAID toegevoegd) en veel bewegen, bijvoorbeeld onder begeleiding van de fysio- of oefentherapeut, de klachten sterk kunnen verminderen. Patiënten kunnen hun klachten hier ook lange tijd goed onder controle houden. Het is verstandig deze zogenaamde ‘conservatieve’ behandeling van de artrose eerst goed te proberen voordat u gaat nadenken over het plaatsen van een kunstheup. Er zitten aan het plaatsen van een kunstheup namelijk nogal wat haken en ogen. Tijdens een bezoek aan de polikliniek wordt u dit uitgebreid uitgelegd. Hier zitten ook leeftijdsgebonden en persoonlijke aspecten aan.
Totale heupprothese (kunstheup)
Bij het plaatsen van een totale heupprothese wordt eerst de heupkop verwijderd. Daarna wordt in het bekken een kom geplaatst van titanium en polyethyleen (hoogwaardig plastic). Hierna wordt een pen van titanium of cobalt-chroom in het bovenbeen gezet waarop een kopje van keramiek met een diameter van meestal 32 mm wordt geplaatst. Er bestaan twee manieren om de prothese vast te zetten, met botlijm (gecementeerd) of klemvast (ongecementeerd). Bij patiënten met een goede botkwaliceit wordt vaak gekozen voor een ongecementeerde prothese.
Het is goed te weten dat een kunstheup maar beperkt meegaat. Bij jonge mensen vaak veel korter dan bij oudere patiënten. Dat komt vooral, doordat jonge mensen de heup veel meer en intensiever gebruiken dan ouderen. De heup kan wat dat betreft goed vergeleken worden met een auto. Als je er veel kilometers mee rijdt, gaat hij eerder kapot. Dat is ook waarom een kunstheup, afhankelijk van de activiteiten van een patient tussen de 10 en (uitzonderlijk soms) 30 jaar meegaat.
Complicaties na de totale heupprothese
Het kan kortere of langere mis gaan na het plaatsen van een kunstheup. Er wordt alles aan gedaan om te voorkomen, maar we weten dat dit ondanks al onze voorzorgsmaatregelen en de zorgvuldige plaatsing soms toch gebeurd.
Infectie
Er kunnen bacteriën bij de kunstheup komen. Dat kan tijdens de operatie gebeuren, maar ook in de periode daarna. Als dit gebeurt, liggen patiënten soms weken in het ziekenhuis, volgen meerdere operaties en langdurige antibiotica, en moet in het ergste geval de prothese tijdelijk of permanent worden verwijderd.
De heup kan uit de kom (luxatie)
Bij de voorste benadering komt het niet vaak voor dat de prothese uit de kom gaat. Bovendien wordt de prothese door Stephan Vehmeijer altijd met behulp van röntgencontrole of robotarm-geassisteerd geplaatst, waardoor het risico nog veel kleiner is, maar uiteindelijk is het risico op uit de kom gaan is niet nul.
Fractuur (breuk) van het bot rond de prothese, loslating of verplaatsing van de prothese.
Er kan een breuk ontstaan in het bot rond de prothese, wat kan leiden tot een langduriger herstel of tot een re-operatie. Ook kan de prothese inzakken of verplaatsen en ten slotte kan de prothese na kortere of langere tijd los gaan zitten, wat vervolgens een re-operatie noodzakelijk maakt.
Beenlengteverschil
Na de operatie kan het been iets langer of korter zijn dan het andere been. Er wordt alles aan gedaan om een te groot verschil te voorkomen. Zo wordt u altijd met behulp van röntgenfoto’s of met een robot-arm geopereerd. Desondanks kunnen er kleine verschillen optreden. Waar u rekening mee moet houden is dat het been voor de operatie vaak korter was dan het andere been. De kraakbeenlaag is bij een gezond gewricht ongeveer 1 cm dik, en bij een gewricht met artrose is deze laag vaak helemaal verdwenen. Na de operatie voelt het been dan vaak 1 cm langer aan terwijl de benen eigenlijk gelijk zijn. Laat na de operatie daarom tot in ieder geval 6 maanden na de operatie geen zooltjes aanmeten en doe dit altijd alleen in overleg met de orthopeed. In bijna alle gevallen verdwijnt het gevoel dat het geopereerde been verlengd is in de loop van de maanden na de operatie.
Bloedprop of thrombose
Na de operatie kan een bloedprop ontstaan in uw bloedvaten (trombose). Dit kan leiden tot een trombosebeen, een longembolie of zelfs een infarct. Een bloedprop kan dus zeer ernstige gevolgen hebben. Daarom is het belangrijk dat u in de vier weken na de operatie zorgvuldig uw medicatie gebruikt om een bloedprop te voorkomen.
Bloedvat- en zenuwschade
Tijdens de operatie kunnen bloedvaten geraakt worden. Na de operatie kan dit een grote bloeduitstorting tot gevolg hebben. Het lichaam ruimt deze bloeduitstorting vaak vanzelf op zonder verdere gevolgen. Het is handig om de eerste twee weken na de operatie na de lunch ongeveer een uur op bed te liggen met de benen omhoog om te zorgen dat het been niet te dik wordt.
Ook kunnen bij de operatie zenuwen geraakt worden. Hierdoor kan het been of de huid of een gedeelte hiervan gevoelloos of verlamd worden. Dit is een zeer zeldzame complicatie, hoewel het wel vaker voorkomt dat een kleine huidzenuw in het operatiegebied wordt geraakt. Vaak nemen andere zenuwen dit over, maar dat kan maanden tot een jaar duren.
De belangrijkste zenuw die bij de voorste benadering (vaak tijdelijk) beschadigd kan raken is de LFCN. Deze zenuw is onder andere verantwoordelijk voor het gevoel aan de buitenzijde van het onderbeen. Eigenlijk gesteld deze zenuw zich altijd weer in de maanden na de operatie. Bij de zogenaamde Bikini incisie (dwarse incisie in de liesplooi) is de kans op het beschadigen van deze zenuw het grootste.
Herstel na totale heupprothese
De snelheid van het herstel na de operatie wisselt sterk tussen patiënten onderling. Dit is voorafgaand aan de operatie moeilijk in te schatten en hangt bijvoorbeeld af van de duur en de ernst van de klachten. Het is zeker niet zo dat patiënten die jong of relatief fit zijn het beter doen dan oudere of minder fitte patiënten. Sterker nog, oudere patiënten doen het vaak beter, vooral ook omdat ze vaak meer geduld hebben en minder snel hogere eisen stellen aan het gewricht. Het is ook niet zo dat heel hard en veel trainen na de de operatie het herstel versneld. Dit leidt meestal juist tot blessures die zeer hardnekkig kunnen zijn en die veel tijd vergen om weer van te herstellen. Doe de eerste 6 tot 8 weken na de operatie ook echt geen krachtsoefeningen. Geef uw lichaam en de spieren rond het gewricht de tijd om een nieuw evenwicht te vinden en concentreer u op het herstel van uw activiteiten in het dagelijks leven. Focus niet op het doen van oefeningen, maar ga gewoon een stukje lopen en wissel activiteiten goed af met het nemen van voldoende rust.
Vaak doen patiënten die meer geduld hebben het ook beter dan patiënten die denken dat ze het herstel kunnen afdwingen. Voor het herstel na het plaatsen van een totale heupprothese geldt echt: “Haastige spoed is zelden goed”.
Dat gezegd hebbende zal gemiddeld ongeveer 80 procent van het herstel plaatsvinden in de eerste 6 tot 12 weken na de operatie. De laatste 20 procent vindt plaats in het eerste jaar na de operatie. In die laatste periode zult u “pijntje hier, pijntje daar” hebben, dan in de knie, dan in de lies of de zijkant van de heup of in de bil. Dit hoort bij het herstel na het plaatsen van een heupprothese en u zult in het eerste jaar zeker nog een wandeling maken of een activiteit verrichten waar u achteraf spijt van hebt. In de regel zult u hier gewoon weer van herstellen, maar houdt er rekening mee dat het herstel vooral tijd vergt.
Ook de afbouw van uw krukken is geen wedstrijd. Zorg dat u netjes loopt voordat u de krukken opzijzet. Het is belangrijker dat u goed loopt dan dat u een korte periode met krukken loopt. Over het algemeen is het moment dat u in huis opeens uw krukken kwijt bent een goede indicatie dat u de krukken kunt gaan afbouwen.
Voorste benadering
Sinds 2007 plaatst Stephan Vehmeijer totale heupprotheses via de voorste benadering. Dit is een techniek waarbij minder schade wordt toegebracht aan omliggende weefsels dan bij andere benaderingen van de heup, zoals bijvoorbeeld de achterste benadering. Eigenlijk is de voorste benadering naar de heup een heel oude operatie. Hij werd in 1881 voor het eerst beschreven door professor Carl Hueter in Marburg, Duitsland. De operatie is daarna populair gemaakt door ge gebroeders Judet in Parijs. De benadering wordt daarom onterecht ook wel de ‘Franse’ benadering genoemd.
Inmiddels plaatst Stephan Vehmeijer bij alle patiënten, zonder uitzondering, de protheses via de voorste benadering. Door de jaren heen heeft hij de benadering verder verbeterd om het bloedverlies tijdens de operatie te verminderen en om nog minder schade te maken. Dat betekent overigens niet dat het herstel na de operatie bij alle patiënten altijd van een leien dakje gaat. Het blijft echt een grote operatie.
Wel hebben patiënten na de voorste benadering in vergelijking met andere benaderingen in de eerste periode na de operatie aantoonbaar minder pijn en hebben ze de eerste weken minder lang krukken nodig om mee te lopen. Negen jaar na de operatie hebben patiënten die via de voorste benadering zijn geopereerd een (beperkt) lager risico om een tweede operatie nodig te hebben dan patiënten die via de achterste benadering zijn geopereerd. Dat komt vooral omdat het risico dat de heup uit de kom gaat bij de achterste benadering iets groter is.
Robot-geassisteerde operatie
In het ReinierHaga Orthopedisch Centrum opereert Stephan Vehmeijer patiënten ook met behulp van een MAKO operatierobot. Het voordeel van opereren met de hulp van de robot-arm is dat de kunstheup heel precies geplaatst kan worden. De robot begeleid de orthopeed namelijk om de prothese precies zo te plaatsen zoals dat voor de operatie met een CT scan is bepaald. Het nadeel van deze operatie is dat er een extra snee van ongeveer 4 cm moet worden gemaakt over de bekkenkam. Dit is nodig, omdat hier pinnen in gezet moeten worden, opdat de robot de precieze stand van uw bekken kan bepalen.
Een tweede nadeel is dat er voor de operatie een CT scan van de heup moet worden gemaakt. U zult hier een keer extra voor naar het ziekenhuis moeten komen.
Uit onderzoek uit 2022 blijkt dat de resultaten van een robot geassisteerde operatie voorlopig gelijk zijn aan een operatie via de voorste benadering met gebruik van röntgen doorlichting (de standaard manier van opereren door Stephan Vehmeijer).
Revisie totale heupprothese
Er bestaan natuurlijk altijd uitzonderingen, maar in bijna alle gevallen kan ook een tweede (of derde) operatie aan een kunstheup door Stephan Vehmeijer via de voorste benadering worden verricht. Hij heeft veel ervaring met dit soort ingrepen en geeft hier internationaal ook cursussen voor. Hij doet deze operaties eigenlijk altijd in het ReinierHaga Orthopedisch centrum in Zoetermeer. Neem contact op met dit centrum voor nadere informatie.